Ik ben geen dichter, ik pen veel lichter.
25. jan, 2015
Er zou een vrouw mijn slaapstede betreden.
Mijn alter ego strelen, met haar vingers spits.
Geen mens wilde ons verkeren onderbreken.
Wij waren nog kinderen, geen maat in de hits.
Waarlijk, zij kwamen, niets kon meer ontbreken.
Ons zuigelingengespuis uit ons minnend bloed.
Zij vloeiden talmend uit huis, zoekend het leven.
En dan beleven zij hun leven vaak in overmoed.
Nog doorzien zij, als tieners, de valse luitjes niet.
Ik hou vaak mijn lippen dicht, mijn jaren gesloten.
Soms vertel ik, hen minnend, hoe ik de kuilen zie.
Loop ik hun prille wereld binnen, uit te vergroten.
© Rudolf